MHV patroon en motorisch leren. De rol van de sporter binnen het motorisch leerproces is heel belangrijk. Hier gaat het erom hoe hij de instructie (de input) en de correcties (de feedback) binnenkrijgt en verwerkt. En het gaat dus vooral om wat er zich in het hoofd van de deelnemer afspeelt. Dit is de cognitieve kant van het motorisch leerproces. Tijdens het leren van motorische vaardigheden is de sporter niet alleen fysiek actief, maar ook cognitief. Bij deze cognitieve activiteiten kun je hierbij kijken naar verschillende aspecten van de sporter.
MHV patroon
Als we naar de sporter kijken, zijn het MHV-patroon ( Motivatie | Houding | Verwachting) en het aanpakgedrag van belang voor het resultaat van het motorisch leerproces.
MHV patroon van de sporter | Aanpak gedrag van de sporter |
Motivatie | Foute analyserende aanpak |
Houding | Momentaanpak |
Verwachting | – |
Het leerresultaat wordt door allerlei factoren beïnvloed. Iemand die ongemotiveerd is, zal waarschijnlijk minder leren dan iemand die heel gemotiveerd is. De belangrijkste persoonlijke factoren komen bij elkaar in het zogenaamde MHV-patroon. Dit patroon heeft te maken met:
- De motivatie van de sporter om de vaardigheid te leren.
- De leerhouding van de sporter om de vaardigheid te leren. Hierbij kun je denken aan het concentratievermogen van de sporter.
- De verwachting die de sporter heeft over het resultaat. Hierbij kun je denken aan een positieve of negatieve verwachting.
Het zal duidelijk zijn dat een gemotiveerde deelnemer een beter leerresultaat bereikt dan een ongemotiveerde deelnemer. Daarom is het belangrijk de deelnemers gemotiveerd te krijgen en te houden. Dit kan onder andere door het stellen vaan haalbare en heldere doelen. Maar ook belonen en veelvuldig complimenteren en het aanbieden van leuke, interessante oefenstof.
Motorisch leren
Een belangrijk houdingsaspect in verband met motorisch leren is de concentratie of de alertheid van de sporter. Hierbij is er een relatie tussen het niveau van alertheid en de leerprestatie. Dit kun je weergeven in een grafiek. Het levert dan een zogenaamde ‘omgekeerde U’ op. Bij een laag niveau van alertheid is de prestatie matig. Met het toenemen van concentratie neemt de prestatie toe tot een bepaald maximum. Als de alertheid of concentratie nog verder stijgt en er sprake is van overconcentratie, loopt de prestatie weer terug. Voor de lesgever is het belangrijk de optimale alertheid bij de deelnemers op te roepen. Dit kan bijvoorbeeld door het creëren van gezonde prestatiedruk.
Deelnemers met een positieve resultaat verwachting presteren gemiddeld beter dan deelnemers met een negatieve verwachting over het resultaat. Deze positieve gedachten moet wel gebaseerd zijn op reële verwachtingen. Een reel positief verwachtingspatroon. De reële verwachtingen zijn een gevolg van een goede beginsituatie analyse. De lesgever zal voor het stellen van reële doelen de fysieke voorwaarden van de SB-deelnemer goed in moeten schatten. Een deelnemer met onvoldoende armkracht zal maar moeizaam leren touw zwaaien. Het nastreven van reële doelen leidt vaak tot een succesbeleving. Het nastreven van te hoog gegrepen doelen tot een gevoel van falen. Daarom is het stellen van reële doelen zo belangrijk bij het vergroten van het vertrouwen van de deelnemer.
Positief beïnvloeden van het MHV patroon
Naast het stellen van reële doelen, kan de lesgever nog een aantal dingen doen om het MHV patroon van de deelnemer positief te beïnvloeden, zoals:
- Complimenten geven
- Variatie aanbrengen in de oefenstof
- Beeldmateriaal laten zien van (top)prestaties en goed uitgevoerde bewegingen
- Oefeningen toepassen in (wedstrijd-)echte situaties
- Zorgen voor gunstige voorwaarden of omstandigheden (een aangename temperatuur, een goede accommodatie, een goede sfeer)
Je kunt dus stellen dat een positief MHV-patroon van de sporter leidt tot betere leerresultaten.
MHV patroon van de lesgever
Naast het MHV patroon van de sporter is ook het MHV patroon van de lesgever van belang. Een positief MHV patroon van de lesgever betekent dat hij gemotiveerd is. En zichzelf in staat acht om de deelnemer de desbetreffende vaardigheid daadwerkelijk aan te kunnen leren. Het vertrouwen dat de lesgever uitstraalt, heeft een positief effect op de sporter.
Het tweede aspect van de sporter, dat belangrijk is voor het resultaat van het motorisch leerproces is het aanpakgedrag. Dit is de manier waarop een deelnemer het leerproces aanpakt. Het begrip aanpakgedrag speelt een belangrijke rol in het handelingsmodel van Pijning.
Onderdelen van het handelingsmodel van Pijning
Instructie | Aanpakgedrag | Didactische werkvorm |
Gedrag gecentreerde instructie | Fouten analyserende aanpak | Dialogisch (vragenderwijs) bewegingsonderwijs |
Doel gecentreerde instructie | Momentaanpak | – |
Typerend voor het handelingsmodel is dat het veel aandacht besteed aan de denkprocessen of cognitieve handelingen van de sporter tijdens het motorisch leerproces. Bij deze benadering van motorisch leren is hierbij de vraag ‘Hoe pakt de deelnemer het leren van een nieuwe bewegingsvaardigheid aan?’ heel belangrijk. Enkele vragen die hiermee te maken hebben zijn:
- Gebruikt de deelnemer bij het motorisch leren een bepaalde strategie of aanpak?
- Denkt de deelnemer na voordat hij een bepaalde beweging gaat maken?
- Leert de deelnemer ook van gemaakte fouten?
De manier waarop iemand het motorisch leerproces aanpakt, noemt Pijning het aanpakgedrag of de leerstrategie. Het aanpakgedrag of de leerstrategie is de wijze waarop een deelnemer met de leertaak omgaat. Dit kan heel verschillend zijn. De ene deelnemer gaat het direct maar eens proberen en leert veel van zijn fouten. De andere denkt erover na en probeert zich een voorstelling van de beweging te maken. En nog een ander leert vooral veel van de instructies van de lesgever. Pijning onderscheidt twee soorten aanpakgedrag: de fouten analyserende aanpak en de momentaanpak.
Soorten aanpakgedrag onder de loep
Bij de fouten analyserende aanpak richt de deelnemer zich vooral op het eigen motorisch gedrag. Hij merkt hierdoor de fouten die hij bij het uitvoeren van een beweging maakt voor een belangrijk deel zelf op. Hij analyseert bijvoorbeeld de bewegingsuitvoering en trekt hier conclusies uit voor de volgende poging. Bij deze aanpak spelen 3 dingen een rol: het opmerken en vaststellen van de fout, het analyseren van de fout en het trekken van conclusies voor de volgende poging.
Bij deze deelnemer is min of meer sprake van een plan van aanpak. Ze richten hun aandacht hierdoor op het eigen motorisch handelen en maken continue gebruik van feedback. Ze zijn bewust en denkend bezig met het leerproces. Meestal zijn deze deelnemers daarom in staat om een beweging op te delen in stukjes. Ze kunnen een beweging analyseren. De foutenanalyse is een goede manier om de uitvoering te controleren. De deelnemer vraagt zich af wat er tijdens de uitvoering is misgegaan. Dit levert hierdoor informatie op. Deze informatie vormt de nieuwe input voor de volgende poging.
Bij een momentaanpak is de deelnemer alleen gericht op het resultaat. Het lukt of het lukt niet. De deelnemer legt hierbij geen of bijna geen verband tussen de verschillende pogingen. Hij let niet of nauwelijks op de uitvoering en dus ook niet op eventuele fouten. Bij het schot op doel gaat de bal erin of niet en de volgende keer probeert de deelnemer het gewoon weer opnieuw. Het gaat om trial and error (uitproberen). Binnen de momentaanpak zijn 3 reacties mogelijk:
- De deelnemer ontdekt de fout in zijn beweging niet, hij komt niet tot een foutenvaststelling.
- Hij/zij merkt de fout wel op, maar analyseert deze niet.
- De deelnemer komt wel tot een foutenvaststelling en foutenanalyse. Maar trekt geen conclusies voor de volgende poging.
Zicht op de leerstrategie van de deelnemer
Het is voor de lesgever zinvol zicht te krijgen op de leerstrategie van de deelnemer. Dat zicht kun je krijgen door zogenaamde dialogische bewegingsbegeleiding en observeren. Een dialoog is een gesprek tussen twee partijen of mensen die beiden inbreng hebben. Onder dialogische bewegingsbegeleiding verstaat de Pijning hierbij het met de deelnemer in gesprek gaan over het leerresultaat. Dit is het vragenderwijs lesgeven. Het effect van dialogisch bewegingsonderwijs, evenals dat van de gedrag gecentreerde instructie, is dat de deelnemer meer fouten analyserend te werk gaat en daardoor tot betere leerresultaten komt.
Het is belangrijk te bepalen of het aanpakgedrag van de deelnemer te veranderen is. Zoals gezegd leidt een fouten analyserende aanpak levert dus winst op. Dit ombuigen kan plaatsvinden door het geven van een gedrag gecentreerde instructiewijze en vragenderwijze lesgeven. Helaas kan niet bij iedereen het aanpakgedrag omgebogen worden. Hieronder volgt een voorbeeld uit de praktijk van een vraaggesprek tussen een lesgever en een deelnemer. Hierbij maakt de lesgever gebruik van zowel gedrag gecentreerde als doel gecentreerde instructie.
Het MHV patroon en aanpakgedrag in de praktijk
Als je de theorie over de sport of de persoon binnen het leerproces samenvat, kun je tot de volgende aanbevelingen voor de praktijk komen:
- Zorg ten eerste als lesgever voor een juiste motivatie en concentratie bij de deelnemers. Het leerresultaat is namelijk hoger als de deelnemer goed gemotiveerd en geconcentreerd is. En dus met een positieve verwachting over het resultaat de taak aangaat.
- Zorg dat de sporters bewust bezig zijn met het leren van bewegingen. Waardoor de cognitieve betrokkenheid van de deelnemers vergroot. Het nadenken over een beweging en een bewegingsvoorstelling maken bevordert hierbij het leerresultaat. En dit geldt met name in de beginfase van het leerproces.
- Stimuleer de fouten analyserende aanpak. Bijvoorbeeld door dialogische begeleiding en door gedrag gecentreerde instructie. Als voorbeeld: een ‘fouten analyserende aanpak’ leidt doorgaans tot betere leerresultaten dan een momentaanpak. Bedenk echter wel dat een meerderheid van de sporters meer leert van concrete, doelgerichte instructies. Bovendien is niet iedereen in staat om zijn aanpakgedrag te veranderen in de richting van de fouten analyserende aanpak.