Sportkleding en sportmateriaal zijn belangrijke benodigdheden om te kunnen sporten. De trainer moet beschikken over kennis van sportmateriaal en sportkleding om zijn/haar sporters te kunnen adviseren. Ontwikkelingen op dit gebied gaan razendsnel.
Bij de ontwikkeling van nieuwe materialen en nieuwe kleding gaat het overigens niet alleen om het verbeteren van de prestaties, maar ook om het verbeteren van de functionaliteit en het draagcomfort. De huidige bergschoenen zijn veel comfortabeler geworden door hun lage gewicht, waarbij ze niet hebben ingeboet aan veiligheid en waterdichtheid. Te denken valt verder aan hightech kleding die van kleur kan veranderen. Kleding die in de avond licht kleurt en die in de natuur groen of bruin van kleur kan veranderen. Ook kun je denken aan kleding die waterdicht wordt zodra het regent. Of aan kleding die voorzien is van lcd-schermpjes, zodat de shirtreclame beter zichtbaar is.
Sportmateriaal
Bij elke sport gebruik je materiaal. Je hebt misschien je eigen honkbalknuppel, je eigen polsstok, een chloorbrilletje of als je ijshockeykeeper bent een body protector. Daarnaast gebruik je vaak andere materialen bij het sporten of training geven, zoals een stopwatch, pylon of voetbaldoel. Bij sportmateriaal kun je een onderscheid maken in persoonlijk materiaal, beschermende middelen, klein materiaal of groot materiaal. In de sportaccommodatie zijn kleine en grote sportartikelen aanwezig. Groot materiaal is materiaal dat je niet in je handen neemt. Klein materiaal is het materiaal dat de sporter in handen krijgt bij de uitvoering van de sportactiviteit. Denk onder andere aan speelmaterialen als ballen en rackets.
Vaak is in de sportaccommodatie materiaal aanwezig. Sommige materialen zijn zo specifiek dat sporters deze zelf moeten aanschaffen. Ook komt het vaak voor dat sporters liever hun eigen persoonlijke sportmaterialen aanschaffen. Soms omdat ze hoge eisen stellen aan de kwaliteit of pasvorm, soms ook omdat ze graag met de modernste materialen willen sporten. Zoals een wielerhelm, scheen – en gebitsbeschermer, tennisracket of chloorbrilletje.
De meeste sporters dragen in verband met het voorkomen van blessures sportmiddelen met een beschermde functie. Het nut van beschermende middelen heeft zich al ruimschoots bewezen. Vaak is het dragen ervan verplicht. Iedere trainer moet daarom op de hoogte zijn van de voorschriften en moet op de naleving ervan letten. Je zult niet de eerste zijn die een sporter moet verbieden om aan een activiteit deel te nemen, omdat hij weigert beschermende middelen te gebruiken.
Sportkleding
Veel sporters kopen sportkleding die in het modebeeld past, maar sporters stellen natuurlijk nog andere eisen aan hun kleding. Sportkleding moet functioneel zijn. Welke eisen stellen sporters aan hun sportkleding?
Kleding moet comfortabel zijn. Dit betekent vooral dat sporters gaan hinder willen hebben van de kleding. Ze willen zich van het dragen ervan niet bewust zijn. De kleding vormt een tweede huid. Loop maar eens een marathon met een zweterige aanvoelende sok of met een knellende beha. Fiets maar eens met een te wijd en dus wapperend jack. Als tijdens het sporten de huid vocht produceert, kan dat hinderlijk en onaangenaam worden. Sportkleding moet warmte en vocht goed kunnen afvoeren. Dragen we katoen op de huid, dan wordt dit kledingstuk nat en zwaar. Staan we dan stil, dan koelen we dus sterk af.
Wielrenners dragen dus geen katoenen onderkleding, maar kleding met een vocht- en warmte transporterend vermogen. Buitensporters komen in de problemen als zij regenwater niet ‘buiten’ kunnen houden, maar willen wel hun eigen transpiratievocht naar buiten kunnen transporteren. In hun jas mag vocht dus niet naar binnen komen en moet het wel naar buiten kunnen.
Goede kwaliteit
Sportkleding moet sterk zijn, want het moet bestand zijn tegen trekkrachten. Aan shirtjes wordt getrokken. Voetballers en handballers halen het dus niet in hun hoofd om een wedstrijd in een katoenen shirt te spelen. Dat gaat te gauw kapot. Bovendien zijn katoenen shirtjes niet altijd even kleurvast bij intensieve wasbeurten. Straks loopt de ene helft van het team in een roze shirt en de andere helft in een knalrood shirt rond. Dat kan niet. Kunststof vezels bieden hiervoor uitkomst. Sportkleding heeft ook een beschermende functie. Tegen ‘sportief dunne’ gebruiken we sterke kunststof vezels en versterkte stiknaden. Zwemmers willen dunne, elastische en sterke kleding, die ook nog de weerstand beperkt en bovendien chloor bestendig is. Turn- en zwemkleding mag niet al te doorschijnend zijn, ook niet als die nat wordt.
Kleding kan sporters ook beschermen tegen extreme kou of hitte. Slechte weersomstandigheden bestaan niet. Slechte kleding wel! Goede sportkleding kan helpen om de temperatuur van het lichaam vast te houden. Tegen kou gebruiken we meerdere lagen kleding, fleece, thermo onderkleding en zelfs textiel met paraffine. Niet alleen de temperatuur van de lucht maar ook de wind is een belangrijke factor. Met winddichte kleding blijft er een warme luchtlaag om de huid.
Naast winddichte kleding is dikkere kleding, waarin meer isolerende lucht aanwezig is, belangrijk. Fleece bevat voldoende lucht, maar is helaas te winddicht. Ook bij meerdere lagen kleding is sprake van meer lucht, dit is dus minder zwaar. Zwemmers die in koud water moeten zwemmen, kunnen het best neopreen dragen. Dit zorgt ervoor dat er direct om de huid een dun laagje water blijft dat door de huid wordt verwarmd. Hierdoor komt de huid van de zwemmer minder in contact met het koude water, waardoor hij minder snel afkoelt.
Regulieren lichaamstemperatuur
Sportkleding kan ook helpen om de temperatuur van het lichaam niet te hoog te laten oplopen. Tegen zonlicht en warmte dragen we witte kleding, petten en zonnebrillen. Lichtgekleurde kleding reflecteert het zonlicht veel beter dan dat de huid of donkere kleding dat doet. Met ventileren kleding kan het lichaam de warmte beter afvoeren. De nieuwste mogelijkheid om sporten optimaal voor te bereiden op sportwedstrijden met hoge temperaturen is pre-cooling. Sporters gebruiken dan ijsvesten of watergekoeld pakken om het lichaam koel te houden. Zo kan sportkleding een bijdrage leveren aan de technische ontwikkelingen in de sport en aan het verbeteren van de sportprestatie.
Sportschoenen
Je gaat naar de sportzaak om nieuwe hardloopschoenen te kopen. Het duizelt je, wat een keuze. Een juiste pasvorm is essentieel. De pasvorm is niet zichtbaar, die moet je voelen. Let bij het passen op de volgende punten:
- De breedte van de hak moet overeenstemmen met de breedte van de hielkap.
- Als je in de schoen staat, met de veters los, mag er tussen de zijkanten van hielkap geen ruimte meer zijn voor een vinger. Als je wegwandelt, mag de schoen niet slippen.
- De voorvoet moet precies omsloten worden door de schoen. De voet kan dan niet binnen de schoen schuiven. Er is zo een kleinere kans op blaren en schuurplekjes.
- Een halve centimeter ruimte tussen schoen en grote teen is een goed uitgangspunt. Je kunt de tenen dus bewegen.
- Pas de schoenen aan het einde van de dag of na een training. Je voeten zijn dan net zo lang en breed als tijdens het hardlopen.
Zaalschoenen en veldschoenen
Voor elke sport is tegenwoordig wel een eigen sportschoen ontwikkeld. De schoen wordt door de fabrikanten afgestemd op de specifieke eisen die de betreffende sport aan de schoen stelt. Het voert te ver om alle schoenen te bespreken. We gaan daarom alleen in op het verschil tussen zaalschoenen en veldschoenen. Dit onderscheid wordt vaak gemaakt, omdat veel sporters zowel binnen in de zaal als buiten op een veld sporten. De trainer spreekt dan over indoor- of binnen schoenen en outdoor- of buitenschoenen. Alleen al om hygiënische redenen is het belangrijk dat je beschikt over sportschoenen die je alleen in de binnensport accommodatie gebruikt en andere schoenen die je alleen in de buitensport accommodatie gebruikt. Daarmee voorkom je dat straatvuil je de binnensport accommodatie terechtkomt.
De zaalschoen is er in allerlei soorten. Kenmerkend voor de zaalschoen in de dunne tussenzool, waardoor de zaalsporter dicht bij de grond aan stabiliteit wint en een beter vloercontact heeft. De rubberen zool is zo samengesteld dat de zaalsporter voldoende wendbaar blijft, maar toch ook voldoende grip op de sportvloer heeft. De zool heeft daarom veelal dwarse groeven
Kwaliteit
De veldschoen moet voldoende grip geven op het sportvel waarop je sport. Ook hier zie je allerlei verschillende uitvoeringen die afgestemd zijn op verschillende sporten, de verschillende ondergronden en op de condities van het sportveld. Veldschoenen hebben in meer of mindere mate een noppen profiel. Dit noppen profiel moet zo samengesteld zijn dat je voldoende grip hebt, maar ook in staat bent om snel te draaien zonder dat je voet ‘vast blijft staan’.
Slechte schoenen zorgen voor klachten, zeker omdat het bij sporten om een andere belasting gaat dan in het gewone dagelijks leven. Bij elke landing van de voet moet die schok die ontstaat worden opgevangen. Deze schokbelasting hangt sterk af van de loopsnelheid en het lichaamsgewicht. Het opvangen van de schokbelasting vindt plaats in:
- De schoen: vooral in de tussenzool, maar ook enigszins in de slijtzool en de inlegzool.
- De gewrichten van de voet: de voet bevat 26 botjes die ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.
- De overige lichaamsgewrichten: knie, heup, bekken en ruggenwervels en dan vooral het kraakbeen daarin.
- Spieren en pezen van het onderbeen, de voet en de romp
- De ondergrond: vooral zand, gras en bosgrond kunne de schok helpen dempen
Schokbelasting
Voor een deel wordt de schokbelasting dus opgevangen in de schoen. Je lichaamsgewicht is dan ook belangrijk bij de keuze voor de juiste schoen. Zwaardere personen hebben zwaarder schoeisel nodig. Er zijn om die reden ook dames- en herenmodellen.
Om zeker te zijn van een juiste keuze, moet je op de hoogte zijn van het type voet dat je hebt. Er bestaat diverse voettypen: de normale voet, de platvoet, de knikvoet, de knikplatvoet en de hol voet. Een loopbeweging kan afwijkingen vertonen. Overpronatie is het te veel naar binnen kantelen van de enkel tijdens de loopbeweging. Als je de voet afwikkelt over de buitenkant van je voet, kantelt de enkel niet of nauwelijks naar binnen toe. Dit noemen we supinatie.
Schoenfabrikanten hebben schoenen ontwikkeld die met voetafwijkingen rekening houden. Er bestaan daarom naast de neutrale ook antipronatie- en antisupinatieschoenen.
Loopschoenen
De ondergrond waarop je loopt, is ook een belangrijk gegeven bij de aanschaf van een hardloopschoen. Er zijn speciale schoenen met en aangepaste slijtzool. Die is handig voor lopen op modder en zand, in sneeuw en op asfalt. Hoe vaker je per week traint, hoe hoger de eisen zijn die je aan de loopschoen moet stellen. Sterker nog, je traint dan vaak op meer dan een paar schoenen! Slechte schoenen zorgen voor klachten, zeker omdat het om een andere belasting gaat dan in het dagelijkse leven. Sportschoenen bevatten speciale onderdelen en eigenschappen, waardoor ze bestand zijn tegen die andere belasting.
Wedstrijdschoenen zijn licht (minder dan 180 gram per schoen), niet zo stabiel en weinig dempend. Deze schoenen zijn eigenlijk alleen bestemd voor de betere wedstrijdlopers. Een mindere loper krijgt gegarandeerd problemen, wanneer hij op dit soort schoenen gaat trainen. Trainingsschoenen zijn dus zwaarder. Doorgaans tussen de 320 en 450 gram per schoen.